Op 11 april 2019 verscheen deze gastblog van mij op de website van Binnenlands Bestuur

Mensen met een psychische kwetsbaarheid die in de wijk gaan wonen, worden aan hun lot overgelaten. Er is geen verbinding met de buurt. Gemeenten moeten dit proces op gang brengen.

De afgelopen periode heb ik groepsgesprekken geleid met mensen die in de buurt wonen van iemand met een psychische kwetsbaarheid. Mensen met psychiatrische problematiek wonen minder dan voorheen in instellingen. Meer en meer wonen ze in de wijk, zelfstandig wonen is ook hun eigen wens. Maar wat we vergeten, zo hebben de gesprekken mij geleerd, is om verbinding te creëren tussen de persoon en de buurt. De ondersteuning richt zich op de cliënt en mogelijk op familie. Maar verbinding leggen met de buurt? Ho maar.

Die buurt ziet een buurman die overdag slaapt en ’s nachts leeft. Wiens huis uitpuilt met spullen. Die altijd de gordijnen dicht heeft. Afwerend is in het contact. In zichzelf praat. ‘Wat een rare vent’, denken de buren. Omdat ze het zo ervaren, houden ze afstand. Dat vergroot zijn isolement

De buurman zelf is bang om verbinding te leggen met de wijk, want wie een gat heeft in zijn biografie waar hij zich voor schaamt, gaat contact uit de weg. Dat leidt ertoe dat buren vooroordelen opbouwen en elke gebeurtenis negatief duiden. Het directe gesprek slaan ze over, wel bellen ze de woningcorporatie. Die zegt: ga praten. Dat doen ze: ‘De woningcorporatie zegt dat ik met jou moet praten en je moet ermee ophouden.’ Dat gaat ‘m niet worden.

Doodzonde. Want we weten wat belangrijk is voor mensen met een kwetsbaarheid: meedoen. Een vrouw at elk jaar met Sint Maarten haar eigen snoepjes op, want er kwam niemand bij haar langs. Ik zei tegen haar: ‘Als u zelf niemand groet en binnen blijft, dan komt er niemand bij u langs.’ Zij begon de buurtkinderen te groeten en vroeg de buurman hoe ze heetten. Zo kwam er iets op gang. We moeten mensen helpen bij het gewone leven ­– de mensen met de psychische kwetsbaarheid én de buren. Zoals we voor de opvoeding van een kind een dorp nodig hebben, zo hebben we voor de omgang met psychisch kwetsbare mensen de buurt nodig. Ik heb het niet over professionals, dat is betaalde zorg en zo voelt het ook. Ik heb het over een buurman of -vrouw die aandacht geeft. Die eens een pakje aanneemt. Die zich opwerpt als naaste.

De gemeente kan dit proces op gang brengen. Er moet praktische kennis de buurt in. Over psychische kwetsbaarheid, hoe je simpele gesprekjes aanknoopt, gedrag kunt duiden. Want als je begrijpt dat die vrouw soms schreeuwend de straat op rent omdat ze zich alleen voelt en niet begrensd, dan ben je minder bang. We moeten mensen ook vertellen wanneer je wél de woningcorporatie of hulpverlening moet inseinen. Maar we moeten vooral contact leggen met mensen die anders zijn. Zoals een persoon met een psychische kwetsbaarheid zei: ‘Ik vond de buren altijd een bedreiging, maar ze zien mij en dat heb ik nooit gezien.’