De mens is van nature hulpvaardig. In zijn boek ‘De meeste mensen deugen’ legt Rutger Bregman uit dat de meeste mensen van goede wil zijn. Een ander willen helpen is bij de meeste mensen een vanzelfsprekend iets. Zo blijkt heel duidelijk tijdens dit coronatijdperk: veel mensen zijn bereid een ander te helpen. Maar er zijn – ook nu – meer mensen die hulp aanbieden dan mensen die hulp vragen. Er is een hulpvaardigheidsoverschot. Is er geen hulp nodig, of vinden mensen het gewoon heel moeilijk om hulp te vragen en ontvangen?

Het gegeven dat er minder mensen om hulp lijken te vragen dan dat er aanbod van hulp is, zegt volgens mij niets over de behoefte aan hulp. Maar om hulp te vragen moet je een drempel over. En die drempel is voor sommige mensen heel hoog. Het vragen en ontvangen van hulp is voor die groep spannender dan het gemis van hulp. Onbewust maakt men dus de afweging om dan maar geen hulp te vragen.

Maar hoe groot moet het probleem zijn voordat deze mensen dan wel hulp vragen? Hoe slecht moet het gaan, welke beperkingen moet je hebben, wacht je tot de problemen je echt boven het hoofd groeien? En heeft dit te maken met eergevoel, angst, schaamte en/of de wens om zelf controle te houden?

In mijn ontmoetingen vanuit onder andere Kwetsbaarheid in de wijk heb ik veel redenen gezien waardoor mensen geen hulp vragen. Ik zet ze hierbij op een rij:

  • “Ik ben introvert en praat en uit me niet makkelijk. Iets zeggen tegen iemand anders is sowieso al een grote stap voor me. Laat staan iets vragen. Zeker als ik lang alleen ben geweest is het nog moeilijker om mijn mond open te doen richting anderen”
  • “Ik weet echt niet hoe ik om hulp moet vragen. Hoe kan ik onder woorden brengen wat ik nodig heb?”
  • “Als ik om hulp vraag sta ik centraal en zijn alle ogen op mij gericht. Dit wil ik niet, want ik vind mezelf lelijk, raar en niet de moeite waard. Als ik niets vraag ben ik onzichtbaar en dat is prettig”
  • “Als ik om hulp vraag weet een ander meteen dat ik het niet zelf kan. Ze zullen dan meteen negatief oordelen over me”
  • “Als ik hulp vraag aan iemand die ik niet ken, laat ik hen weten dat ik zelf geen netwerk heb waar ik een beroep op kan doen. Hier schaam ik me voor”
  • “Ik wil niet hulpbehoevend zijn, want daardoor voel ik me minderwaardig. Ik kan niets terug doen voor die ander en sta dan ben hem/haar in het krijt. Ik voel me hierdoor klein, de ander is groot, omdat hij/zij geeft aan en om mij. Dit voelt niet goed”
  • “Stel dat ik om hulp vraag en de ander doet of koopt iets voor mij wat niet is zoals ik het wil of nodig heb. Dan moet ik toch dankbaar zijn, terwijl ik dat niet ben. Liever kom ik niet in die lastige situatie terecht”
  • “Ik ben bang dat iemand die hulp biedt te dichtbij komt en/of letterlijk binnen wil komen. Dan bemoeien ze zich teveel met mij of vinden wellicht dat ik dingen niet goed doe”
  • “Als ik hulp vraag weet ik niet precies wat die ander gaat doen, wanneer en hoe. Ik houd niet van die onzekerheid. Dan doe ik het liever zelf, zodat ik precies weet wat er gebeurt en op welk moment. Deze controle geeft mij zekerheid en rust”
  • “Ik maak bewust de afweging om geen hulp te vragen omdat het me meer ‘kost’ dan ‘oplevert’.

Kortom: er zijn heel veel redenen voor mensen die hulp vragen echt heel moeilijk maken. Hoe lief en attent het aanbod van een ander ook is. Ik schreef deze blog om meer inzicht te geven en bewustwording te creëren rond het thema vraagverlegenheid. Mijn kennis en ervaring deel ik graag met mensen en organisaties die zich afvragen waarom er niet meer wordt gedaan met hun geboden hulp.

Petra van der Horst
Kwetsbaarheid in de wijk